Voor wie liever luistert dan leest, klik hier.
Verhalenverteller Babs Gons vertelt in aflevering 2 van De Staat van het Verhaal over verzwegen verhalen. Ze geeft aan dat ons verhalenarchief vol zit met halve verhalen en kwartjes waarheden. Gons maakt zich al jaren hard om de dominante canon te doorbreken met nieuwe verhalen en andere stemmen. Toch zegt ze terughoudend te zijn in het delen van persoonlijke verhalen in de media. Dit voelt voor haar vaak als een opoffering en ze waarschuwt ons voor de ontbrekende sensitiviteit bij mainstreammedia. Onderzoeksjournalist Zoë Papaikonomou herkent dit. Haar boek Heb je een boze moslim voor mij? (2018), dat ze samen met onderzoeker Annebregt Dijkman heeft geschreven, is een goed voorbeeld van hoe we wel om zouden kunnen gaan met het vertellen en faciliteren van een persoonlijk verhaal. In dit artikel gaat ze met Hannah Chris en Smita in gesprek over wat de kracht van een persoonlijk verhaal kan zijn wanneer het een passende plaats krijgt en zorgvuldig wordt verteld.
Een persoonlijk verhaal is een sterk middel om mensen te raken en dat weten ze in medialand. Het is een goede manier om een maatschappelijk probleem een gezicht te geven. Toch begrijpt Papaikonomou de waarschuwing van Gons.
‘Je ziet tegenwoordig een hysterische focus op het persoonlijke verhaal. Maar het is niet niks om zo’n verhaal met een groot publiek te delen. Mensen gaan er dan wat van vinden en er kunnen nare reacties op komen. Als iemand nog midden in de pijn van een ervaring zit, kan het delen ervan ook psychische consequenties hebben. Er zijn redacties die hier zorgvuldig mee omgaan en de mensen die een persoonlijke ervaring met onrecht delen goed voorbereiden en nazorg bieden. Maar dat zijn helaas nog wel uitzonderingen.’
Los van de veiligheid van de verhalenverteller schuilen er volgens Papaikonomou ook andere gevaren in de focus van media op persoonlijke ervaringen. Het persoonlijke verhaal is vaak een voorbeeld van een structureel probleem, maar dat wordt soms door de focus op iemands individuele ervaring uit het oog verloren. In 2015 sprak Diana Matroos zich bijvoorbeeld uit over haar ervaringen met racisme bij RTL. Andere media berichtten gretig over Matroos en RTL, maar keken zelf veel minder in de spiegel naar wat er op hun redacties gebeurde. Zo blijft een verhaal individueel, terwijl het de bedoeling was om een structureel probleem aan te kaarten. Daarnaast wil een journalist een groots verhaal vertellen met een heel duidelijk voorbeeld van het probleem. Hierdoor hebben subtielere vormen van racisme minder kans op zichtbaarheid.
‘Je sluit ook mensen uit door steeds aan iemand te vragen waar iemand ‘echt’ vandaan komt, of door iemands naam consequent verkeerd uit te spreken. Mensen herkennen dit minder snel als uitsluiting, omdat het niet vaak als voorbeeld wordt genomen.’
Waar komt die drang van media om een duidelijk en groots verhaal te vertellen vandaan?
‘Media zijn commerciële bedrijven geworden. Ze moeten verkopen, zo simpel is het. Ik hoorde laatst van een filmdocent die werkt op een hogeschool in Denemarken dat de studenten journalistiek daar meer les in storytelling krijgen dan de filmstudenten. Dat vind ik exemplarisch. Het oorspronkelijke idee hierachter is dat als je je verhaal goed kan vertellen, je meer mensen bereikt met het onrecht dat je wilt aankaarten. Dat principe is goed, maar het is ook een commerciële prikkel. Het is een manier geworden om je product beter aan de man te brengen. Dit kan pijnlijke effecten hebben. Een voorbeeld: Tijdens de Black Lives Matter-protesten in de zomer van 2020 besloot een bekende presentatrice haar ervaringen met racisme te delen bij een talkshow. De aankondiging daarvan werd vervolgens ingezet als gesponsord bericht op social media. Op deze manier wordt een persoonlijke ervaring commercieel ingezet. Het persoonlijke verhaal is een product geworden, waarmee je kijkers of lezers aan je bindt. Hierdoor kan het journalistieke belang ondergesneeuwd raken.’
Hoe komt het dat veel mainstreammedia de gevoeligheid missen om op een zorgvuldige manier met persoonlijke verhalen om te gaan?
‘Nederlandse mediamakers zijn een vrij homogene groep: overwegend wit, theoretisch geschoold, veelal afkomstig uit een (hoger) middenklassemilieu en meestal niet opgegroeid in de Randstad. De afstand tot de samenleving is soms behoorlijk groot. Zij kennen veel verhalen dus niet uit eigen ervaring. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar het maakt het wel moeilijker om bepaalde verhalen te vinden of onrecht te zien. Het gaat om grote groepen in onze samenleving die niet worden vertegenwoordigd. Hebben jullie bijvoorbeeld ooit een journalist gezien in een rolstoel? Ik wil niet zeggen dat je alleen maar over onderwerpen moet schrijven waar je zelf ervaring mee hebt. Maar hoe empathisch je ook bent, het gevoel voor onrechtvaardigheid is anders als je niet uit eigen ervaring spreekt.’
Veel mediamakers hebben een andere relatie met die onrechtvaardigheid. Voor hen is het materiaal in plaats van iets dat heel veel pijn doet.
‘Dat zeggen jullie goed. Natuurlijk kan je empathie hebben voor onrecht dat je zelf niet hebt ervaren. En je kan ervoor zorgen dat je veel mensen spreekt en aan het woord laat die wél weten hoe dat is. Toch is de kans groter dat je bepaalde details mist. En vooral, het verhaal verandert op het moment dat het verteld wordt door iemand die het onrecht wél uit eigen ervaring kent. Dat sluit aan bij wat Babs Gons zegt. Je hebt al die verschillende perspectieven nodig.’
Uit wat je vertelt blijkt dat media een invloedrijke rol hebben. Is er binnen mainstreammedia bewustzijn over de macht die ze hebben?
‘Niet voldoende. We moeten ons als mediamakers realiseren dat we macht hebben en daarom ook verantwoordelijkheid dragen. Maar dat ligt bij veel mediamakers toch nog ingewikkeld. Dit heeft ook weer met commercie te maken, er is weinig tijd voor reflectie. De websites moeten gevuld, de kranten moeten vol. Media zijn constant aan het vechten om publiek. Er zijn ook zeker mediamakers die inclusiviteit serieus nemen, maar het is meestal niet de focus van de organisatie. Het is een subdoel.’
In Heb je een boze moslim voor mij? verbinden Papaikonomou en Dijkman meerdere persoonlijke ervaringen. Dankzij deze meerstemmigheid gaven ze een gevoel van veiligheid aan de mensen die hun verhaal wilden delen. Zo maakten zij het structurele probleem en de enorme gelaagdheid en variatie binnen dat probleem zichtbaar. Het persoonlijke verhaal kan volgens Papaikonomou een grote kracht hebben, mits het op een zorgvuldige manier wordt ingezet.
‘Ik geloof in de waarde van het delen en verbinden van ervaringen. Als een persoonlijk verhaal op een integere manier verteld wordt, kan je veel dichterbij iemand komen. Je kan jezelf erin herkennen, ook als je het niet zelf hebt meegemaakt. En als je het inzet zoals het bedoeld is, kan je laten zien wat er schort aan de structuren. Het maakt een institutioneel probleem menselijk. Onderzoek van Kennisplatform Integratie & Samenleving laat zien dat het delen van een persoonlijk verhaal bijvoorbeeld goed werkt om mensen te laten zien hoe ernstig discriminatie is. Maar het vergt wel wat van iemand om een heel persoonlijke ervaring met onrecht te delen. Dat maakt het nog problematischer dat ervaringen nu te makkelijk door media als handelswaar worden gebruikt. Daar maak ik me zorgen over.’
Heb je de bijbehorende podcastaflevering al geluisterd?
Wil je geen aflevering missen?